Het meten van de stroefheid na een uitglijd-ongeval scheelt soms jaren juridisch getouwtrek.
Stroefheid
In Nederland komen veel uitglijd-ongevallen voor. Veelal betekent zo’n incident jaren van getouwtrek over de aansprakelijkheid tussen de weg-/vloerbeheerder en gelaedeerde, met als inzet de vraag of het wegdek/de vloer nu wel of niet te glad was. Door te meten is in de meeste gevallen een helder antwoord op deze vraag te geven. Lemkes & Velthuijs beschikt over de apparatuur èn de technisch-/juridische know-how (normbladen, richtlijnen) om dergelijke stroefheidsmetingen uit te voeren en de bevindingen helder te rapporteren. Daarbij merken wij op dat wij zitting hadden in diverse stroefheidscommissies (Nederlands Normalisatie-instituut, CROW).
Lemkes & Velthuijs kan voor u de volgende meetapparaten inzetten
Slip Resistance Tester (SRT)
Dit mechanische toestel heeft een slinger, waaronder een standaard rubberen blok is bevestigd. Door een druk op een knop valt de slinger naar beneden en wordt een aanwijsnaald ’meegetrokken’. De aanwijsnaald blijft vervolgens in een bepaalde stand staan. Hoe minder weerstand het oppervlak geeft, hoe verder de slinger (en dus de wijzer) doorslaat en hoe lager de gevonden waarde. Om tot correcte waarden te komen is het uiteraard van groot belang erop toe te zien dat bij het ‘weghalen de weerstand’ (slinger raakt dus net niet de vloer) de aanwijsnaald een weerstand van nul aangeeft, en dat de slinger vervolgens exact op de juiste hoogte wordt gefixeerd, waarbij het apparaat waterpas dient te worden afgesteld. Droge en natte metingen zijn mogelijk. Dit apparaat wordt veel toegepast op verhardingsoppervlakken (bestrating, asfalt, natuursteen etc.)
Stroefheidsmeter (GMG200)
Het meetapparaat GMG 200 verplaatst zichzelf over het te beproeven vloermateriaal. In het toestel bevindt zich een roestvaststalen band die tot de voorgeschreven lengte moet worden uitgetrokken en in een plaat gehaakt. Vervolgens moet deze met de voet worden gefixeerd op de vloer, waarna het apparaat zich naar de voetplaat verplaatst doordat de band inwendig wordt opgerold. Aan de onderzijde van het toestel bevinden zich drie meetvoetjes die over het vloermateriaal worden gesleept. Het eigen gewicht bepaalt de aandrukkracht tijdens het verplaatsen en tegelijkertijd wordt de horizontale wrijvingskracht gemeten. Hieruit berekent de software automatisch de wrijvingscoëfficiënt (tussen 0,00 en 1,00). Hoe groter het gevonden getal, des te hoger de stroefheid. Het is mogelijk om een keuze te maken uit verschillende meetvoetjes met zoolmateriaal van leer, kunststof of rubber. Een meetcyclus bestaat uit vijf “runs” en de software bepaalt het gemiddelde van de laatste drie runs; de eerste en de tweede run worden genegeerd. Er kan zowel droog als nat worden gemeten. Dit toestel wordt veelal toegepast op allerlei typen vloeren.
Ons GMG 200 meetapparaat (ook wel tribometer genaamd) is altijd voorzien van een kalibratie. De meting en de gemeten resultaten met onze tribometer voldoen daarmee aan de eisen die gesteld worden in de NEN 7909 (slipweerstand van beloopbare oppervlakken). Op basis van onze meting kan daarmee worden beoordeeld of het gemeten oppervlak voldoet aan de gestelde eisen in de NEN 7909 en of het oppervlak daarmee als voldoende stroef kan worden beoordeeld volgens de NEN 7909.
Sectie
Door vooraf onderzoek te doen kunnen hoge vervangingskosten of claims veelal worden voorkomen.
Preventie
Naast de locatiebeoordelingen die Lemkes & Velthuijs uitvoert in het kader van toedrachtsonderzoek bij zowel zaak- als letselschades, onderzoeken wij regelmatig of bepaalde voorgenomen plannen naar verwachting tot schade zullen leiden. Het gaat dan meestal om:
-
- Stroefheidsmetingen op een bepaalde ‘verdachte’ locatie
- Stroefheidsmeting van losse bestratingsmaterialen die wellicht op een bepaalde locatie toegepast zullen gaan worden
- Trillingsprognoses bij de beoogde aanleg van een verkeersdrempel of verkeersplateau. Lemkes & Velthuijs is licentiehouder van het door TNO ontwikkelde prognoseprogramma VP-drempel. In dit programma dienen gegevens te worden ingevoerd ten aanzien van:
-
-
- de bodemsoort- en opbouw,
- afstand tot aanliggende bebouwing,
- dimensies van de drempel of het plateau
- type en intensiteit verkeer en
- informatie over de betreffende bebouwing kan worden beoordeeld of schade en/of hinder te verwachten is bij het realiseren van de betreffende weginrichting.
-
Op basis van de output van het programma en de ervaring van de betreffende expert kan een uitspraak worden gedaan rond de vraag of al dan niet problemen ten aanzien van schade en/of hinder zijn te verwachten bij doorvoering van de geprojecteerde weguitrusting.